Geelgors of schrijver
(Emberiza citrinella)
De geelgors is een kenmerkende bewoner van het cultuurlandschap met
bosranden en wegranden met bomen of struiken, zandige landwegen, lage
houtsingels, korenvelden en moestuinen. Als er een haverveldje in de
buurt is wordt dat op prijs gesteld. Hij vermijdt tuinen en parken in
dorpen en steden. In Limburg komen ze meer voor dan in onze streken.
Maar hier in de buurt kun je er tegenkomen achter Reusel richting
Arendonk en langs de fietsroute naar Baarle Nassau. Het voedsel voor de
schrijver is zowel plantaardig als dierlijk. Veel onkruid- en graszaden
en kleine op de grond levende insecten. Het voedsel wordt op de grond
gezocht. In de winter is het vooral een zaadeter. Heel vroeg in het
voorjaar, soms al in februari, koppelen ze. Ze doen dat met hun typische
halmdans. Met een halm in de bek springt het mannetje met neerhangende
vleugels rond het wijfje en zet daarbij de opvallend kastanjebruine
stuit hoog op. Het vrouwtje reageert daarop door het losgelaten halmpje
van de grond op te nemen en er mee naar een nestplaats te vliegen. Het
sobere nest zit op de grond of heel laag (tot een meter) boven de grond
in lage struiken en bestaat uit plantenstengels, grashalmen en kleine
worteltjes. De nestkom wordt bekleed met paardenharen en schapenwol. Er
worden 3 tot 6 witte eitjes met een heel typische tekening gelegd. Het
vrouwtje broedt hoofdzakelijk alleen. Ze wordt alleen afgelost als ze
gaat eten of drinken. De broedtijd duurt 12 tot 14 dagen. De jongen
worden met veel dons geboren en voornamelijk met insecten en rupsen
gevoerd. De eerste dagen uit de krop en dat zie je niet veel bij
vinkachtigen. Als de jongen nog maar net twee weken oud zijn vliegen ze
al uit. Als ze drie maanden oud zijn bezitten ze het volwassenen
veerkleed. Geelgorzen worden heel frequent gevangen tegelijk met jonge
vinken. De man van de geelgors heeft een eenvoudig liedje
tie,tie,tie,tieieie. Dat blijken de beginmaten te zijn uit de 5e
symfonie van Beethoven. Zou die dit vogeltje daarvoor beluisterd hebben?
Jac.Thijsse schreef daarover
"dit aardige liedje is van de
geelgors, een vogel die zo goed is de troosteloze rechte wegen voor u
wat op te vrolijken. Daar zit hij op een tak, een mooie forse vogel met
een gele kop en mooie gele en bruine tinten in zijn gevederte. Iedere
keer dat hij zingt, heft hij zijn snavel in de hoogte en wel bij het
slot van het liedje, dat gemakkelijk na te fluiten is. Maar er zijn geen
twee geelgorsliederen gelijk, hoewel ze eenzelfde schema ten grondslag
hebben."
Waarom zouden we deze vogel "schrijver" noemen? Er is een lezing die
zegt dat het komt omdat de eitjes met fijne lijntjes zijn beschreven. Ik
heb deze vraag voorgelegd aan Rob Vereijken van het Natuurmuseum
Brabant. Daar heb ik de vraag laten opnemen in de rubriek "Witte gij ut
?" in het boekje dat wordt uitgegeven en "De Oude Ley" heet. Was heel
benieuwd wat er voor antwoorden zouden verschijnen. In de uitgave van
oktober 2002 is onze vraag als volgt opgenomen.
"Waar komt de naam schrèèver vandaan? Henk van Rijswijk uit Tilburg
vindt de geelgors een prachtige vogel. In onze streken kwam die ook
voor. Nu wordt het dier hier schrijver of unne schrèèver genoemd. Henk
wil graag weten waar die benaming vandaan komt. Wordt de geelgors zo
alleen in onze streek genoemd of is het een algemenere naam in
Nederland".
In de uitgave van januari 2003 blijkt dat meerdere mensen hebben
gereageerd op onze vraag. De verschillende reacties leidden tot een heel
interessant antwoord.
"Beschreven eitjes van de geelgors. Je moet toch wel veronderstellen
dat de geelgors vroeger een zeer talrijke broedvogel in Brabant was, als
blijkt dat de naam schrèèver te maken heeft met de eieren van deze
vogel. Vindt zo’n nestje maar eens op de grond. Er moeten er voldoende
zitten om het ei ook een bekend fenomeen te laten zijn. De vader van Jan
van Laarhoven uit Udenhout hoorde van zijn vader dat er op de schil van
het ei allerlei patronen zitten, alsof er op geschreven is. De vogel
werd daardoor ook schrèèver genoemd. Jan de Laat uit Goirle reageerde
ook op deze vraag. Toen hij jong was, kende hij alleen de naam
schrijver. Pas later leerde hij dat de officiële naam geelgors is. Hij
heeft ook nesten van deze vogel gevonden met daarin de eieren met fraai
bruinzwarte adertjes en haarlijntjes. Jan zocht ook verder in de
literatuur en vond in het beroemde boek "Het Vogeljaar" een aantal
vogelnamen van de geelgors waaronder schrieverik. Thijsse schrijft
daarover dat deze naam doelt op zijn eitjes, die evenals die van de
rietgors beschreven lijken met kabballistische tekens. Wat kabbala is
weet u misschien niet meer, maar het is de geheime leer en mystiek van
de joden in de middeleeuwen. Kabbalistische tekens zijn tekens met een
geheime, alleen voor ingewijden begrijpelijke betekenis. Jan de Laat
vond in het boek "broedvogels" van Frans Segers, die de eerste
voorzitter was van de Vlaamse vereniging voor vogel- en natuurstudie de
benaming schrieverseieren terug. Ook hij beschreef de bijzondere
tekening op de eieren. Hieruit blijkt wel dat de naam schrijver een
algemeen verspreide volksnaam voor de geelgors is geweest.
Een mooi
en volledig antwoord op onze vraag.
In "onze vogels" van 1990 las ik een verhaaltje over een geslaagde
kweek met een koppel geelgorzen. Tweemaal werd een nest gebouwd en 4
eitjes gelegd. Uit elk nest is maar 1 jong groot geworden. Maar dat lag
waarschijnlijk aan het voedsel dat werd verstrekt. Dat leek mij aan de
magere kant. Waarschijnlijk is het eivoer dat verderop in boekje wordt
beschreven veel beter. Het viel overigens wel op dat in eerste instantie
de man tijdens het broeden in een tentoonstellingskooi in het broedhok
was gezet. Toen verliep het broedproces slechter dan met de man erbij.
Maar dat hangt natuurlijk ook weer van het koppel en de omstandigheden
af. Ook bij het broeden met goudvinken zagen we dat in het ene geval
beter was om de man er af te halen en bij een ander koppel juist weer
niet. Geelgorzen zijn in de volière meestal zeer verdraagzame vogels die
het wel een tiental jaren kunnen uithouden volgens sommigen maar anderen
vertellen weer verhalen over geelgorzen die zeer lastig zijn naar andere
vogels toe. In de natuur kunnen geelgorzen ook zeer oud worden. Uit
ringgegevens is gebleken dat de gemiddelde ouderdom 12 jaar bedraagt.
Schrijvers werden vooral gevangen met slagnetten. Op het slagnet bij
Dré Jonkers werd ook altijd een schrijver in een lokkooi gezet. Bij het
vangen van schrijvers heb je wel enige tijd nodig want ze vallen
dikwijls een eindje van de lokvogel vandaan en lopen er dan heel
voorzichtig naar toe. Van die eigenschap werd ook gebruik te maken bij
het vangen van schrijvers met lijmpijlen. Een goed afgerichte
broekschrijver (of een schrijver in een lokkooitje) werd onder een draad
geplaatst waarop de te vangen schrijvers meestal gingen zitten. Er werd
ook een pleintje aangelegd waarop gepelde haver (niet gebroken) werd
gestrooid. De lijmpijlen werden op dezelfde wijze als bij het kneuters
vangen schuin in de grond gestoken. En dat moest best een flinke plek
zijn om te bereiken dat de schrijver altijd gevangen is ook als die een
stukje bij de broekschrijver vandaan valt. Een eigenschap van schrijvers
is zoals boven al vermeld dat die doorloopt tot aan de lokvogel. En dat
betekent bij het vangen op een pleintje met lijmpijlen dat die daar ook
doorloopt en binnen de kortste keren minstens de dubbele grootte heeft
gekregen door de lijmpijlen die hij allemaal heeft verzameld. Ze vallen
zelden op het lokkooitje.
|